Hof Den Haag oordeelt in verzet dat de enkele mededeling dat pro forma hoger beroep wordt ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, onder vermelding van het zaaknummer en overlegging van de uitspraak van de rechtbank, niet kan worden aangemerkt als motivering van het hoger beroep.
X bv heeft na een BPM-procedure (zie V-N Vandaag 2019/554) recht op een teruggaaf van € 849. In geschil is of bij de teruggaaf terecht in totaal € 34 AWR-rente is vergoed. X bv claimt een hogere marktconforme rente van minimaal 8%. Rechtbank Den Haag gaat hier niet in mee en verklaart het beroep van X bv ongegrond. X bv krijgt geen ISV. De redelijke termijn is weliswaar overschreden met bijna twee maanden, maar gelet op het geringe financiële belang en de beperkte overschrijding van de termijn, is er geen aanleiding om een immateriële schadevergoeding toe te kennen.
Hof Den Haag oordeelt in verzet dat de enkele mededeling dat pro forma hoger beroep wordt ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, onder vermelding van het zaaknummer en overlegging van de uitspraak van de rechtbank, niet kan worden aangemerkt als motivering van het hoger beroep. Het hof mocht het het hoger beroep zonder de zaak op zitting te behandelen niet-ontvankelijk verklaren. Deze verkorte behandeling is niet in strijd met het Unierecht of het EVRM.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30hb
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Invordering, Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag