De Europese Commissie leidt in 2007 een formele onderzoeksprocedure in tegen een Spaanse maatregel. Op grond van deze maatregel kan een in Spanje belastingplichtige onderneming, die een deelneming verwerft in een ‘buitenlandse onderneming’, de goodwill die daaruit voortvloeit onder voorwaarden door afschrijving in mindering brengen op de heffingsgrondslag van de door haar verschuldigde VPB. Volgens de EC is deze maatregel echter selectief en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Na diverse procedures oordeelt het Gerecht (15 november 2018, Banco Santander, SA nr. T‑277/10) dat de EC correct heeft gehandeld en verwerpt het beroep. Banco Santander stelt hogere voorziening in tegen dit arrest.
Advocaat-generaal Pitruzzella concludeert dat de hogere voorziening ontvankelijk is. Het is weliswaar correct dat een partij in beginsel niet voor het eerst voor het Hof van Justitie EU een middel kan aanvoeren dat zij niet voor het Gerecht heeft aangevoerd, maar een verzoeker mag in hogere voorziening middelen aanvoeren die op het bestreden arrest zelf zijn gebaseerd en die ertoe strekken in rechte de gegrondheid daarvan te betwisten. Voor het overige concludeert de A-G om de hogere voorziening af te wijzen.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 107
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 12 februari