Ondernemer X overlijdt in januari 2008. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat de erven ten onrechte de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage ZVW bestrijden. Volgens de wettelijke regels kan de inspecteur de aanslag op de maximale bijdrage baseren.  

Belanghebbenden zijn de erven van X. X was ondernemer en werkte in firmaverband samen met Y.  Y heeft het bedrijf na het overlijden van X op 19 januari 2008, als eenmanszaak voortgezet. In de aangifte IB over 2008 is een stakingswinst aangegeven van ruim € 84.000. De inspecteur neemt de belastbare winst uit onderneming als grondslag voor de bepaling van de hoogte van het bijdrage inkomen voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW. Als de inspecteur het bijdrage inkomen baseert op het maximale bedrag van € 31.231 en de inkomensafhankelijke bedrage vervolgens vaststelt op € 1.592 tekenen de erven hiertegen bezwaar en daarna beroep aan.

Rechtbank Leeuwarden  verklaart het beroep van de erven van X ongegrond. Niet in geschil is dat voor de verzekeringsplicht van X een inkomensafhankelijke bijdrage ZVW is verschuldigd waarvan de hoogte wordt afgeleid van de belastbare winst uit onderneming. Op grond van de fictiebepaling van artikel 3.58 Wet IB 2001 wordt X geacht vóór zijn overlijden zijn onderneming te staken en het daarin aanwezige vermogen tegen de waarde in het economische verkeer over te dragen aan zijn erven. De stakingswinst dient daarom in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de hoogte van het bijdrage inkomen.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Sociale zekerheid algemeen

Instantie: Rechtbank Leeuwarden

24

Gerelateerde artikelen