X is huurder van een woning van de woningbouwvereniging F. Bij leven tekent hij bezwaar aan tegen de WOZ-waarde van € 220.000 voor het jaar 2017. Na zijn overlijden zet B als beheerexecuteur het geding namens de erfgenamen voort. De woning is een hoekwoning van een rij eengezinswoningen uit 1919. De woning is gelegen op een perceel van 150 m2. Na het overlijden van X wordt de woning door F verkocht in 2019 voor € 298.000. In geschil is of X ontvankelijk is in zijn bezwaar en de waardering van de woning.
Hof Arnhem-Leeuwarden komt anders dan de Rechtbank Midden-Nederland op basis van een arrest uit 2017 tot het oordeel dat (erflater) X ontvankelijk is in zijn bezwaar. De huurder die een WOZ-beschikking heeft gekregen wordt geacht belang te hebben bij de vaststelling van een andere waarde van de door hem gehuurde onroerende zaak. Dit geldt des te meer in situaties waarin de belanghebbende een lagere dan de vastgestelde waarde bepleit. Het hof stelt de waarde van de woning, als nader afgebakend object, in goede justitie vast op € 200.000. Het hof kent daarbij aan de verkoopwaarde van de woning in 2019 enige invloed toe.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 29
Wet waardering onroerende zaken 22
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 30 juli