In het kader van het project Bank Zonder Naam wordt X geïdentificeerd als houder van een bankrekening bij Van Lanschot Bankiers in Luxemburg (hierna: VLB). X heeft geen buitenlandse bankrekening opgenomen in haar aangiften ib/pvv over de jaren 2008 tot en met 2010. De inspecteur verzoekt meerdere keren om informatie maar X ontkent rekeninghoudster bij VLB te zijn geweest. De inspecteur geeft vervolgens over de jaren 2008 tot en met 2010 de in geschil zijnde informatiebeschikkingen af. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X ongegrond en beslist dat de informatiebeschikkingen terecht zijn afgegeven. De rechtbank geeft X zes weken de tijd om de in de informatiebeschikkingen gestelde vragen te beantwoorden en de verzochte informatie te verstrekken. X komt in hoger beroep. Hof Den Haag is van mening dat de inspecteur zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de gevraagde informatie voor de belastingheffing van X, voor de jaren 2008 tot en met 2010, van belang kon zijn. Die informatie zou namelijk helderheid kunnen geven over de vraag of X in die jaren over niet door hem aangegeven vermogen beschikte. De inspecteur heeft X terecht om informatie over het verloop van de rekening bij de VLB gevraagd. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47