X heeft een eigen woning in Z. In 2010 overlijdt X' moeder. X is enig erfgenaam. Tot de nalatenschap behoort een woning in Q. Aanvankelijk neemt X de woning in zijn aangifte in box 3 op. Later corrigeert hij dit en neemt hij de woning op in box 1, waarbij hij de betaalde rente in aftrek brengt. De inspecteur accepteert de renteaftrek voor de woning in Q niet. Rechtbank Den Haag is het met de inspecteur eens. In hoger beroep is de renteaftrek voor deze woning in geschil.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de renteaftrek voor de woning in Q terecht heeft geweigerd. X stelt dat hij in 2010 van plan is geweest om de woning als hoofdverblijf te gaan bewonen. Hij maakt dit echter niet aannemelijk. De eigenwoningregeling is daarmee niet van toepassing. X' hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111