Verwijzingshof Den Haag overweegt dat de inspecteur in een KB Lux-zaak is geslaagd in het van hem te verlangen bewijs dat X in elk van de in geding zijnde jaren het beboetbare feit heeft begaan.

X komt in beroep tegen de haar opgelegde navorderingsaanslagen vermogensbelasting voor diverse jaren alsmede tegen de daarbij opgelegde boeten. De navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen zijn opgelegd in het kader van een door de Belastingdienst uitgevoerd onderzoek naar houders van bankrekeningen, vermeld op door de Belgische autoriteiten aan de Nederlandse Belastingdienst verstrekte fotokopieën, het zogenaamde Rekeningenproject. X komt in beroep. Hof Amsterdam verklaart de beroepen gegrond. De navorderingsaanslagen en boeten worden verminderd.  X komt in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat de uitspraak van het hof wat betreft de beoordeling van de onderscheiden boeten blijk geeft van miskenning van hetgeen is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 15 april 2011, nr. 09/03075 (BNB 2011/206). Het beroep in cassatie van X is in die zin gegrond.  Verwijzingshof 's-Gravenhage moet beoordelen: (i) in hoeverre de inspecteur voor elk van de jaren 1990 tot en met 1999 het bewijs heeft geleverd dat X het feit ter zake waarvan de boete is opgelegd, heeft begaan, en (ii) (voor zover het verwijzingshof van oordeel is dat het bewijs van beboetbare feiten is geleverd) in hoeverre elk van de opgelegde boeten gelet op de omstandigheden van het geval een passende en ook geboden sanctie voor de begane vergrijpen is. Verwijzingshof Den Haag overweegt dat X houder is geweest van (verzwegen) rekeningen bij KBL met een (aanzienlijk) saldo. De inspecteur is geslaagd te bewijzen dat het telkens aan opzet van X is te wijten dat te weinig vermogensbelasting is geheven. Van groot belang is dat het hof het aannemelijk acht dat X bewust heeft gekozen een bankrekening te openen in een land met een bankgeheim teneinde voor de heffing van belasting in Nederland tegoeden en inkomsten voor de Belastingdienst verborgen te houden. De inspecteur is geslaagd in het van hem te verlangen bewijs dat X in elk van de in geding zijnde jaren het beboetbare feit heeft begaan. Voor een verdere vermindering van de boeten, wegens undue delay of anderszins, dan al is overwogen door Hof Amsterdam, te weten naar 64%, ziet het hof geen reden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 11 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen