Belanghebbende (X bv) exploiteert een kinderopvangbedrijf. Naar aanleiding van de Vpb-aangifte 2002 verzoekt de inspecteur belanghebbende om stukken op te sturen. Op grond van de door belanghebbende opgestuurde stukken corrigeert de inspecteur de aangifte op een aantal punten. Het betreft onder andere de afschrijvingen op investeringen en goodwill en de financieringslasten op een aantal leningen. Rechtbank 's-Gravenhage verklaart belanghebbendes beroep ongegrond.
Hof 's-Gravenhage (MK I, 21 december 2010, BK-07/00626) oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in goodwill heeft geïnvesteerd. De inspecteur heeft de afschrijving op de goodwill dan ook terecht gecorrigeerd. Ook heeft belanghebbende volgens het hof niet aangetoond dat zij investeringen in bedrijfsmiddelen heeft gedaan. Ook de correcties ten aanzien van de investeringen die niet zijn gepleegd, zijn volgens het hof terecht. Ten aanzien van één van de leningen stelt het hof vast dat deze pas in 2003 is aangegaan. De correctie ten aanzien van deze lening voor het jaar 2002 is dan ook terecht. Ook de correcties ten aanzien van de overige leningen zijn juist. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad