Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht winst in aanmerking heeft genomen in verband met de resultaten van Kantoor B. X maakt niet aannemelijk dat alle opgevoerde kosten en lasten aftrekbare kosten en lasten vormen.
Belanghebbende, X, drijft sinds 1982 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak (Kantoor B). Verder is zij ook vennoot in een vof. In haar IB-aangiften 2013 en 2014 geeft zij inkomens op van negatief € 112.000 en negatief € 95.000. De inspecteur corrigeert deze aangiften in verband met onterecht opgevoerde kosten met € 114.000 [2013] en € 99.000 [2014]. X is het hier niet mee eens. Zij stelt dat bij Kantoor B sprake is van ondernemingsverliezen omdat de kosten de omzet overstijgen. Verder is volgens haar ten aanzien van de vof sprake van een bron van inkomen.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht winst in aanmerking heeft genomen in verband met de resultaten van Kantoor B. X maakt namelijk niet aannemelijk dat de in de aangiften opgevoerde kosten en lasten, voor zover deze de behaalde omzet in de betreffende jaren overstijgen, als aftrekbare kosten en lasten in aanmerking genomen mogen worden. Ten aanzien van de vof wijst het hof op zijn uitspraak van 9 maart 2021 (20/00418, V-N 2021/24.1.1). In die uitspraak besliste het hof dat geen sprake is van een bron van inkomen. Dit geldt ook voor de jaren 2013 en 2014. Ook in die jaren is namelijk verlies geleden. Verder stelt het hof de inspecteur in het gelijk ten aanzien van de andere door X aangedragen geschilpunten, zoals de tijdigheid van de aanslagen, de schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de schending van de hoorplicht.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25