Belanghebbende, X, is een onderlinge verzekeringsmaatschappij. Tot 2002 herverzekert X een deel van de risico's via een externe herverzekeringsmakelaar bij externe herverzekeraars. In 2002 richt X een captive (Z) op in Zwitserland. Vanaf 2002 sluit X alle herverzekeringscontracten met Z. Z herverzekert het grootste deel en houdt slechts voor een beperkt gedeelte zelf het risico. De inspecteur stelt dat er sprake is van onzakelijk handelen door X en verhoogt de door X aangegeven belastbare winsten fors. Tevens legt de inspecteur forse boetes op aan X.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de voorwaarden die X en Z zijn overeengekomen afwijken van voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen. De rechtbank overweegt daarbij dat niet valt in te zien waarom X voor een herverzekering bij Z een hogere netto premie zou betalen dan aan een externe herverzekeraar. Verder merkt de rechtbank nog op dat ook niet valt in te zien waarom X voor de herverzekering bij Z wat betreft het deel dat Z op haar beurt niet herverzekert, een hogere netto premie zou betalen dan Z aan een externe herverzekeraar betaalt voor het gedeelte dat wél wordt herverzekerd. Verder is het volgens de rechtbank onwaarschijnlijk dat X in zakelijke derdenverhoudingen verwacht winstpotentieel zou afstaan zonder enige tegenprestatie. De rechtbank vermindert de correcties uiteindelijk nog wel en stelt de boeten vast op € 125.000 per jaar voor de jaren 2005-2008.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8b
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 25 februari