In verband met de aankoop van een eigen woning, sluit belanghebbende in 1998 een hypothecaire lening af van € 310.840. In de jaren daarna sluit belanghebbende nog drie aanvullende hypothecaire leningen af. Eind 2004 bedraagt de hypotheekschuld € 599.158. In zijn IB-aangifte 2005 brengt belanghebbende ter zake van deze schuld € 22.949 aan hypotheekrente in aftrek. De inspecteur corrigeert de aangifte. Hij stelt dat de totale eigenwoningschuld € 555.158 bedraagt en laat € 1.685 niet in aftrek toe. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
Hof Amsterdam oordeelt dat belanghebbende er niet in is geslaagd het van hem verlangde bewijs te leveren dat hij de aanvullende lening uit 2003 ten volle heeft aangewend voor verbetering of onderhoud van de woning. Het hof overweegt hierbij dat de door belanghebbende overgelegde bonnen en overige bescheiden voor een aanzienlijk deel betrekking hebben op de periode voor het aangaan van de lening. Zij kunnen dus niet zien op nà het aangaan van de lening gemaakte kosten. Ook de notariële akte die belanghebbende heeft overgelegd vermag het hof niet te overtuigen. Uit de akte blijkt namelijk slechts dat belanghebbende zelf heeft verklaard dat de geldlening is aangegaan voor een verbouwing. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.