Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur geen beschikking als bedoeld in art. 6.8 Wet IB 2001 heeft afgegeven.

In 2002 en 2003 verstrekt belanghebbende (X) in totaal € 116.200 aan zijn kinderen in verband met een door hen op te richten vof. Op 8 december 2004 wordt in een overeenkomst bepaald dat belanghebbende het bedrag aan zijn kinderen ter beschikking heeft gesteld als Tante Agaathlening. De vof wordt in 2006 failliet verklaard. In zijn IB-aangifte over het jaar 2006 brengt belanghebbende een bedrag van € 30.000 in aftrek als beleggingen in durfkapitaal. De inspecteur accepteert de aftrekpost niet. Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur geen beschikking als bedoeld in art. 6.8 Wet IB 2001 heeft afgegeven. De rechtbank merkt hierbij nog op dat belanghebbende ook niet heeft verzocht om een dergelijke beschikking af te geven. Hierdoor is volgens de rechtbank niet voldaan aan de voorwaarden om voor de geclaimde aftrek in aanmerking te komen. De aanslag blijft in stand.  

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Breda

2

Gerelateerde artikelen