Belanghebbende (X) is makelaar en eigenaar van een pand. Hij verhuurt de benedenverdieping voor € 29.495 per jaar aan zijn bv en de bovenetage voor € 21.616 per jaar aan een derde. In zijn IB-aangifte 2000 geeft hij een waarde van € 301.764 aan voor het pand. In zijn IB-aangifte over de jaren 2001-2004 neemt belanghebbende een afschrijving van € 27.000 ter zake van het pand in aanmerking. Hij gaat daarbij uit van een waarde in het economische verkeer van het pand van € 1,2 mln. De inspecteur volgt de aangiften over de jaren 2001-2003, maar corrigeert de aangifte over 2004.
Hof Amsterdam oordeelt dat bij het vaststellen van de waarde van het pand moet worden uitgegaan van een huurprijs van € 29.495 voor het kantoor. Het hof volgt daarbij de gedetailleerde gegevens van belanghebbende en gaat voorbij aan zijn stelling dat hij een fout heeft gemaakt en de zakelijke huur € 55.000 zou moeten bedragen. Ten aanzien van het bruto-aanvangsrendement (Bar) overweegt het hof dat de door belanghebbende gehanteerde Bar van 4,5% te laag is, omdat belanghebbende geen rekening heeft gehouden met enige risico-opslag. Volgens het hof heeft belanghebbende dan ook niet de door hem verdedigde waarde van het pand aannemelijk gemaakt. Het hof volgt vervolgens de door de inspecteur verdedigde waarde van € 405.000.