Belanghebbende, X, krijgt een bedrijfsbezoek van de inspecteur dat (mede) ten doel heeft het waarnemen van actuele bedrijfsactiviteiten. De inspecteur omschrijft in zijn d.d. 29 augustus 2007 opgestelde rapport de bedrijfsactiviteiten van X als het exploiteren van een coffeeshop en de verkoop van hasj en joints. De inspecteur legt X over het tijdvak 1 januari 2003 t/m 31 december 2007 een naheffingsaanslag omzetbelasting op. Indien X zich bezig houdt met de handel in softdrugs, is hij over de vergoeding die hij per maand voor de verkoop van de softdrugs van de leverancier van de softdrugs ontvangt, geen omzetbelasting verschuldigd. Indien hij echter een dienst verricht aan de leverancier, is hij over de vergoeding wel omzetbelasting verschuldigd. Als de rechtbank oordeelt dat X een dienst verricht en omzetbelasting is verschuldigd, gaat X in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd omdat X aan het voornoemde rapport het in rechte te honoreren vertrouwen mag ontlenen dat X zich bezighoudt met het exploiteren van een coffeeshop. Dat de verkoop van softdrugs aan X mag worden toegerekend volgt uit de inhoud van het rapport, zowel uit de uit de zinsnede dat van de verkoop van hasj en joints slechts een geldlade aanwezig is en uit de zinsnede dat de kasstroom van een onderneming van wezenlijk belang is voor de omzetverantwoording. Het hof is van oordeel dat X redelijkerwijs mag aannemen dat het bedrijfsbezoek en het opmaken van een rapport enig fiscaal belang dient, namelijk het vastleggen van wat de actuele bedrijfsactiviteiten van X zijn, nu daarover onduidelijkheid is. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en vermindert de naheffingsaanslag.