Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur gebruik mocht maken van de verlengde navorderingstermijn.

X heeft spaargeld in Luxemburg staan. Hij heeft dit nooit opgegeven in zijn aangiften. In 2008 is aan X een navorderingsaanslag IB/PVV 1996 en een navorderingsaanslag vermogensbelasting 1997 opgelegd. In 2009 volgen nog meer navorderingsaanslagen. In geschil is of de inspecteur met betrekking tot de navorderingsaanslagen gebruik mocht maken van de verlengde navorderingstermijn. X stelt dat dit niet het geval is, nu de inspecteur meer tijd heeft genomen dan redelijkerwijs noodzakelijk was voor het verkrijgen van de inlichtingen die nodig zijn voor het bepalen van de verschuldigde belasting.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur gebruik mocht maken van de verlengde navorderingstermijn. De belastingdienst heeft circa 3,5 jaar nodig gehad voordat zij tot (handmatige) identificatie van X is gekomen. De rechtbank acht deze termijn, gezien de complexiteit, niet onredelijk lang. X is vervolgens drie tot vijf maanden na voormelde identificatie voor het eerst door de inspecteur aangeschreven. Ook deze periode acht de rechtbank niet onredelijk lang.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

2

Gerelateerde artikelen