Belanghebbende, X, houdt de aandelen in E bv. F bv, een gevoegde dochter van E bv, houdt zich bezig met de productie van metalen bodems, drukvaten en apparaten. In de jaren 2001-2006 levert E bv metaalafval aan G bv. G bv betaalt de helft van de bedragen in contanten uit aan A. De andere helft wordt per bank overgemaakt. Uit een onderzoek van de inspecteur blijkt dat E bv de contante ontvangsten niet in haar winst heeft verantwoord. De inspecteur is van mening dat E bv de contante opbrengsten opzettelijk buiten haar boekhouding heeft gehouden en als verkapte uitdeling van winst aan X heeft doen toekomen. De inspecteur corrigeert de IB-aangiften over de jaren 2001-2006 en legt IB-(navorderings)aanslagen op. Rechtbank Gelderland oordeelt dat E bv winstuitdelingen aan X heeft gedaan. Volgens de rechtbank stelt de inspecteur namelijk terecht dat E bv de contante verkoopopbrengsten van het metaalafval voor een groot gedeelte opzettelijk en ten onrechte niet in haar boekhouding heeft verantwoord. Ten aanzien van de navorderingsaanslagen over 2001 en 2002 stelt de rechtbank vast dat de inspecteur geen enkel bewijsstuk heeft overgelegd dat aan X (extra) uitstel is verleend voor indiening van de aangiften. De navorderingsaanslagen over deze jaren zijn dan buiten de navorderingstermijn opgelegd en worden daarom door de rechtbank vernietigd.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X bedragen in contanten heeft ontvangen van G bv voor het door E bv aan G bv geleverde afval. Het hof overweegt hierbij onder andere dat de girale geldstroom sinds de aanvang van het boekenonderzoek in januari 2007 sterk is gestegen. Verder is het hof van mening dat de inspecteur de IB-navorderingsaanslagen 2001 en 2002 tijdig heeft opgelegd. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat aan X, op grond van de maatwerkregeling, duidelijk kenbaar uitstel is verleend voor de indiening van de aangiften.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12