X brengt in zijn IB-aangifte 2011 € 15.000 aan persoonsgebonden aftrek in aanmerking. Het betreft scholingskosten en ziektekosten die X voor zijn dyslectische dochter heeft gemaakt. De inspecteur staat aftrek van deze kosten echter niet toe. X beroept zich er op dat de inspecteur het vertrouwen heeft gewekt dat de kosten aftrekbaar zijn. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X de kosten die hij voor zijn dyslectische dochter heeft gemaakt, niet in aftrek kan brengen als persoonsgebonden aftrek. De rechtbank verwerpt hierbij het beroep van X op het vertrouwen dat hij ontleent aan de aanslagoplegging met betrekking tot het jaar 2008 waarbij de definiteve aanslag conform de voorlopige aanslag is opgelegd. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur de kosten voor zijn dyslectische dochter in 2008 weliswaar in aftrek toegelaten, maar heeft X de kwestie daarbij niet uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde gesteld. De inspecteur heeft de kosten dan ook terecht niet in aftrek aanvaard.
Hof Den Haag oordeelt dat X de kwestie rond zijn dyslectische dochter niet uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde heeft gesteld. Het hof overweegt daarbij dat X slechts in een bezwaarschrift tegen de voorlopige IB-aanslag 2008 had gemeld dat hij was vergeten om de kosten van zijn dyslectische dochter af te trekken bij de buitengewone lasten. Volgens het hof is voor in rechte te beschermen vertrouwen meer vereist dan de enkele omstandigheid dat de inspecteur een voorlopige aanslag van een eerder jaar conform het verzoek van een belastingplichtige heeft verminderd. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 3 november