Aan de heer X is een IB-aanslag opgelegd, alsmede een boete en heffingsrente van in totaal € 430.849. De aanslag moet vóór 27 maart 2015 zijn voldaan, anders is X volgens de toelichting op het biljet invorderingsrente verschuldigd. X maakt bezwaar tegen de aanslag en vraagt uitstel van betaling aan. Op 15 november 2016 betaalt X een deel van de aanslag, zijnde € 9.000. In geschil is of de ontvanger hiervan € 547 aanmerkt als verschuldigde invorderingsrente. Volgens X is de invorderingsrente opgelopen door de lange behandelduur van zijn bezwaar en beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X de verschuldigdheid van invorderingsrente had kunnen voorkomen door voor het einde van de betalingstermijn te betalen. X heeft er voor gekozen om uitstel van betaling te vragen. Deze keuze komt voor zijn rekening. Anders dan X meent, doet een verleend uitstel van betaling – behoudens de bijzondere gevallen van art. 28 lid 3 Inv. 1990 juncto art. 224 Communautair douanewetboek - niet af aan de wettelijke verschuldigdheid van invorderingsrente. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 19 september