E is getrouwd met A. Zij hebben samen één kind. Uit een eerder huwelijk heeft E vier kinderen. In 1999 overlijdt E. Hij had in zijn testament een fideï-commissaire making ten behoeve van A opgenomen. De vijf kinderen (X c.s.) verkregen ieder € 143.393. In 2007 overlijdt A. Op grond van de fideï-commissaire making verkrijgen X c.s. in 2007 ieder nogmaals € 123.472. In geschil is of er sprake is van één verkrijging, of van twee verkrijgingen. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur er terecht van uit is gegaan dat er sprake is van één verkrijging. De inspecteur heeft het verschuldigde successierecht volgens de rechtbank juist berekend. Hof Amsterdam oordeelt dat hetgeen door X c.s. door het overlijden van E is verkregen in 1999 en 2007 voor de heffing van het successierecht als één verkrijging moet worden aangemerkt. Het hof overweegt daarbij dat de overgang van vermogen in 1999 en 2007 afkomstig is uit de nalatenschap van E en daarom moet worden aangemerkt als één verkrijging. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Advocaat-generaal (A-G) IJzerman concludeert dat bij een verkrijging uit een fideï commis van een zelfstandige verkrijging kan worden gesproken. Vervolgens overweegt de A-G echter dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om nadere verkrijgingen ter bepaling van de totale heffingsgrondslag samen te voegen met eerdere verkrijgingen. Voor de heffing van het successierecht maakt het daarom niet uit of er sprake is van één verkrijging of meerdere verkrijgingen. Ten aanzien van de berekening van het successierecht overweegt de A-G dat het successierecht bij een nadere verkrijging moet worden berekend aan de hand van de methode van evenredige vrijstelling. Aangezien de rechtbank en het hof deze methode hebben gehanteerd, adviseert de A-G de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X c.s. ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 21 januari