Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de woondelenvrijstelling van toepassing is op de jaarplaatsen op het recreatieterrein van X maar niet op de seizoensplaatsen.

Belanghebbende, X, is eigenaar van twee objecten die samen een recreatieterrein vormen in de gemeente Winterswijk. Het recreatieterrein, een camping, bestaat uit 79 toeristische plaatsen, 10 seizoensplaatsen, 21 jaarplaatsen en 7 chalets. In hoger beroep is niet langer in geschil dat het terrein een onroerende zaak vormt die niet in hoofdzaak dient tot woning (als bedoeld in art. 220a Gemeentewet). In geschil is of de jaarplaatsen en de seizoensplaatsen aangemerkt kunnen worden als ‘woondelen' als bedoeld in art. 220e Gemeentewet waarvoor een vrijstelling geldt voor de gebruikersbelasting OZB.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de woondelenvrijstelling van toepassing is op de jaarplaatsen op het recreatieterrein van X maar niet op de seizoensplaatsen. De stacaravans op de jaarplaatsen zijn onroerende zaken en vormen met de jaarplaatsen een samenstel. Nu de stacaravans zijn bestemd om daarin te verblijven, te slapen en de overige woonfaciliteiten en voorzieningen te gebruiken, zijn zij naar het oordeel van het hof aan te merken als woning (HR 16 september 2016, nrs. 15/05193 en 15/04476, BNB 2017/22-23). De seizoensplaatsen die voor minder dan 70% worden verhuurd, vallen niet onder de woondelenvrijstelling. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en vermindert de aanslag OZB gebruikersbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

9

Gerelateerde artikelen