De Kennisgroep winstfaciliteiten en firmaproblematiek stelt dat het investeringsplafond voor de milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen (‘MIA/Vamil’) wordt bepaald per belastingplichtige, in casu de fiscale eenheid vennootschapsbelasting, en dus niet per vennootschap.

Aan de kennisgroep zijn vragen gesteld over: 1) de toetsing van de RVO als het totaal van de MIA/Vamil meldingen van art. 3 van de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009 (‘investeringsplafond’) wordt overschreden; en 2) hoe het investeringsplafond wordt bepaald indien sprake is van een fiscale eenheid vennootschapsbelasting. De aanleiding voor de rechtsvragen betrof een ondernemer die, nadat hij jaarlijks meerdere MIA/Vamil meldingen deed, een negatief advies van de RVO ontving omdat hij het investeringsplafond had overschreden.

De Kennisgroep winstfaciliteiten en firmaproblematiek stelt dat de toetsing van de RVO of de MIA/Vamil wordt overschreden niet bindend is voor de bepaling van het effecturen van de MIA/Vamil. Uiteindelijk moet de inspecteur toetsen of het investeringsplafond voor de MIA/Vamil daadwerkelijk is overschreden. Verder wordt het investeringsplafond voor de MIA/Vamil bepaald per belastingplichtige, in casu de fiscale eenheid vennootschapsbelasting, en dus niet per vennootschap.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.44

Wet inkomstenbelasting 2001 3.47

Wet inkomstenbelasting 2001 3.42a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.31

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 28 juli

46

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen