De Kennisgroep overdrachtsbelasting heeft een standpunt gepubliceerd over de toepassing van het tarief dan wel de startersvrijstelling bij gebruik van een niet zelfstandige woonruimte in een woning door derden, bijvoorbeeld ten titel van verhuur.
Een natuurlijk persoon verkrijgt een woning met een totale oppervlakte van 120 m2 die als hoofdverblijf gebruikt zal worden. De verkrijger gaat één van de kamers met een oppervlak van 15 m2 verhuren (kamerverhuur). De kamer heeft geen eigen entree, keuken, toilet en wasruimte en kwalificeert daarom als (de verhuur van) niet zelfstandige woonruimte. Het gebruik van de entree, keuken, toilet en wasruimte (30 m2) wordt door de verkrijger en de huurder gedeeld. De vraag is of de tot de woning behorende gemeenschappelijke ruimtes, voor wat betreft de oppervlakte, geheel aan het deel van de woning worden toegerekend dat anders dan tijdelijk als hoofdverblijf wordt gebruikt. Volgens de kennisgroep worden de gemeenschappelijke ruimtes door de eigenaar van de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gebruikt. Het feit dat de huurder(s) ook gebruik kunnen maken van de gemeenschappelijke ruimtes doet hier niet aan af. Indien de totale oppervlakte van de (al dan niet exclusief) door de verkrijger, anders dan tijdelijk, als hoofdverblijf gebruikte ruimtes tezamen tenminste 90% van de totale oppervlakte van de woning uitmaakt kan de startersvrijstelling of het tarief van 2% op de waarde van de gehele woning worden toegepast. Uiteraard als aan alle overige voorwaarden is voldaan.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
[Nieuwsbron]
111