X gaat in hoger beroep in een BPM-procedure. De griffier van Hof Den Haag deelt X telefonisch mede dat het hof geen vragen heeft aan de door X aangekondigde deskundigen en dat als gevolg het weinig zin heeft de deskundigen mee te nemen naar de zitting. X dient na dit gesprek een wrakingsverzoek in.
De wrakingskamer van Hof Den Haag wijst het verzoek van X tot wraking af. De stelling van X dat de raadsheren haar via de griffier telefonisch hebben bevolen geen deskundige mee te brengen naar de zitting mist feitelijke grondslag. Uit de transcriptie van het telefoongesprek kan niet worden afgeleid dat de boodschap van de griffier inhield dat het hof had beslist dat er geen deskundigen naar de zitting mochten worden meegebracht. Ook in het dossier ziet de wrakingskamer geen grond voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De beslissing van het hof om geen getuigen op te roepen en de beslissing om het uitstelverzoek te weigeren, zijn procedurele beslissingen waarover de wrakingskamer geen oordeel toekomt. Het verzoek tot wraking is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 4 mei