De heer X werkt in 2007 als verzekeringsarts in dienstbetrekking voor 27 uren per week. Op jaarbasis bedragen deze uren 1485. Daarnaast werkt X als zelfstandig keuringsarts. X verricht hiertoe allerlei medische keuringen. X heeft in 2007 geen aantekeningen bijgehouden van de door hem aan deze werkzaamheden bestede tijd. Ook zijn agenda met afspraken is niet bewaard gebleven. Met betrekking tot de zelfstandigenaftrek, de mkb-winstvrijstelling en de dotatie aan de oudedagsreserve is in geschil of X voldoet aan het grotendeelscriterium (art. 3.6, lid 1 aanhef en onderdeel a Wet IB 2001). Rechtbank Arnhem oordeelt ontkennend. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem (MK I, 19 juli 2011, 11/00034) oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij in 2007 meer dan 1485 uren aan zijn onderneming heeft besteed. De door X genoemde urenaantallen berusten namelijk op achteraf gemaakte schattingen en zijn niet eenduidig. De inspecteur heeft op diverse punten terecht twijfel geuit met betrekking tot de betrouwbaarheid van de schattingen. X heeft deze twijfels onvoldoende weerlegd. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).