Ondernemer, X, koopt in 2004 een woonboerderij met bedrijfsgebouwen voor € 850.000. X plaatst het bedrijfsgedeelte op de fiscale balans voor een totaalbedrag van € 164.709 na afboeking van een herinvesteringsreserve. In april 2016 verkoopt X de woonboerderij voor € 737.500. De koopprijs is in de notariële akte niet gesplitst in een woninggedeelte en een bedrijfsgedeelte. In de aangifte IB/PVV 2016 geeft X in verband met de verkoop van het bedrijfsgedeelte een winst aan van € 48.291. Dit bedrag is berekend door de WOZ-waarde van het bedrijfsgedeelte (per waardepeildatum 1 januari 2015), ad € 213.000, te verminderen met de boekwaarde van € 164.709. De inspecteur corrigeert de winst met € 193.930 op basis van een controlerapport waardeonderzoek. Daarbij is de waarde van het bedrijfsgedeelte op € 438.500 gesteld. X komt in beroep.
Rechtbank Gelderland beslist dat de inspecteur de waarde van € 438.500 van het bedrijfsgedeelte niet aannemelijk maakt. Er kan niet zonder meer van worden uitgegaan dat de verhouding van waardeverdeling tussen woning en bedrijf in de WOZ-beschikkingen realistisch is. X maakt op zijn beurt niet aannemelijk dat het bedrijfsgedeelte geen enkele waarde heeft. De rechtbank stelt de waarde van het bedrijfsgedeelte in goede justitie vast op € 354.000. Dit leidt tot een lagere winstcorrectie. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 15 februari