Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv zich er bewust van moet zijn geweest dat de aangegeven belasting relatief en absoluut aanzienlijk lager was dan de werkelijk verschuldigde belasting. De kosten van schadeherstel leiden namelijk niet tot vermindering van de waarde van de auto met een gelijk bedrag.

X bv importeert schade-auto's. In juni 2011 importeert X een Ford en een BMW. In haar BPM-aangifte geeft X een handelswaarde van € 717 aan voor de Ford en een handelswaarde van nihil voor de BMW. Het taxatierapport voor de BMW vermeldt een waarde van negatief € 3102. X voldoet € 209 aan BPM voor de beide auto's. De inspecteur legt een BPM-naheffingsaanslag van € 3000 op aan X bv.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat X bv zich er bewust van moet zijn geweest dat de aangegeven belasting relatief en absoluut aanzienlijk lager was dan de werkelijk verschuldigde belasting. De rechtbank wijst er daarbij op dat voor de BMW een waarde van nihil is aangegeven. Vervolgens merkt de rechtbank op dat wettelijk gezien alleen geen BPM verschuldigd is als de geregistreerde auto geen enkele waarde vertegenwoordigt, en dat het zo onaannemelijk is dat daar sprake van is, dat een belastingplichtige daar niet zomaar vanuit mag gaan. De rechtbank is van mening dat X bv niet aannemelijk maakt dat de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld. De rechtbank wijst daarbij ten eerste op de eigen aankoopcijfers van X bv, maar ook op de taxatierapporten. Volgens de rechtbank leiden de kosten van schadeherstel namelijk niet tot een vermindering van de waarde van de auto met een gelijk bedrag. De BPM-naheffingsaanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 18 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen