De heer X raakt in 1991 betrokken bij een ongeval. Hierdoor kan hij zijn oude beroep niet meer uitoefenen. X tracht een nieuwe toekomst op te bouwen als kunstschilder. In 2004 ontvangt X € 503.385 na jarenlang procederen tegen een verzekeringsmaatschappij. Voor 2005 en 2006 is in geschil of X in de ib-sfeer terecht verliezen uit onderneming claimt. De inspecteur stelt dat X met de schilderactiviteiten naar objectieve maatstaven beoordeeld geen positief resultaat kan verwachten. Rechtbank Arnhem stelt X in zoverre in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem oordeelt dat er geen bron van inkomen is, omdat X reeds vanaf 2002 actief is als kunstschilder, doch tot en met 2010 nog geen positief resultaat heeft weten te behalen. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen mede een licht werpen op de vraag of sprake is van een objectieve winstverwachting en deze mogen daarom mede in aanmerking worden genomen (zie HR 24 juni 2011, nr. 10/01299, V-N 2011/32.10). X stelt vergeefs dat een medewerker van de Belastingdienst tijdens een gesprek zou hebben toegezegd dat het ondernemerschap vanaf 2005 zou worden gehonoreerd. De beroepen van X zijn ongegrond.