Hof Den Haag oordeelt anders dan eerder Rechtbank Dordrecht dat de percelen van X wel zijn aan te merken als natuurterreinen. Dit betekent een lager tarief voor de watersysteemheffing en wegenheffing.

Belanghebbende, X, is eigenaar van drie percelen gelegen in het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta. In geschil is of, zoals X stelt, de percelen aan te merken zijn als natuurgebieden als bedoeld in art. 116 Waterschapswet en daardoor delen in een lager tarief voor de watersysteemheffing en wegenheffing. Rechtbank Dordrecht oordeelt dat de nog in geding zijnde percelen geen natuurterreinen zijn in de zin van art. 116, aanhef en onder c, van de Waterschapswet.

Hof Den Haag oordeelt anders dan eerder Rechtbank Dordrecht dat de percelen van X wel zijn aan te merken als natuurterreinen als bedoeld in art. 116, onderdeel c, Waterschapswet. X heeft aannemelijk gemaakt dat de feitelijke inrichting en het feitelijke beheer van de percelen voor minder dan 10% zijn afgestemd op andere doelstellingen of vormen van gebruik dan het gebouw of de ontwikkeling van natuur. De inrichting en het beheer van de percelen zijn afgestemd op natuur en niet op agrarisch gebruik. De veebezetting van grote grazers – die zorgen voor de handhaving van een schraal begrazingsregime – past binnen het gebruik als natuurterrein. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en vermindert de aanslagen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 116

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 28 augustus

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen