Rechtbank Den Haag oordeelt dat ondanks de inkeer van mevrouw X terecht vergrijpboetes zijn opgelegd wegens het opzettelijk indienen van de onjuiste IB-aangiften. De boetes worden - wegens de persoonlijke omstandigheden en het overschrijden van de redelijke termijn - tot 19% en 57% gematigd.
Mevrouw X doet in 2016 in verband met haar omvangrijke Zwitserse spaartegoeden een beroep op de wettelijke inkeerregeling (art. 67n AWR). In geschil is of terecht vergrijpboetes zijn opgelegd. Alle boetes zijn gematigd tot 60%, omdat X volledig heeft meegewerkt. Volgens X is zij inmiddels zwaar dementerend zodat alle boetes moeten vervallen. Voor de feiten die zijn begaan vóór 1 juli 2014 zouden de boetes in ieder geval moeten vervallen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat ondanks de inkeer terecht boetes zijn opgelegd wegens het opzettelijk indienen van de onjuiste IB-aangiften (zie HR 2 november 2018, 17/04086, V-N 2018/58.14). De indicatie van X voor beschermd wonen met intensieve dementiezorg is geen aanleiding om de boetes verder te matigen. Ondanks de indicatie woont X namelijk nog steeds thuis. Vanuit het oogpunt van generale preventie zijn de boetes passend en geboden. Op de zitting aanvaardt X alsnog een eerder afgewezen compromisvoorstel van de inspecteur. Op grond hiervan worden de boetes voor 2003 tot en met 2007 alsnog verminderd tot 20%, met dien verstande dat alle boetes wegens het overschrijden van de redelijke termijn tot 19% respectievelijk 57% worden gematigd (zie Hof Amsterdam 2 juli 2009, 04/03329, V-N 2009/37.5). De beroepen van X zijn deels gegrond.
Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 25 juli