Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt met omkering van bewijslast dat belanghebbende het bedrag van de privéstortingen door middel van hem verstrekte leningen niet aannemelijk heeft gemaakt en dat in zoverre sprake is van winst uit onderneming.
X heeft een onderneming in de handel, reparatie en verhuur van auto’s. Hij staat vanaf oktober 2017 – mei 2020 op een adres in Australië ingeschreven. In zijn aangifte IB/PVV 2015 geeft hij naast een eindvermogen van zijn onderneming van € 135.049, een verlies aan van - € 44.401. Het verschil betreft privéstortingen ad € 179.450. Het zou hier gaan om leningen vanuit Marokko. X houdt geen kasboek bij. De verhuur van de auto’s wordt gebrekkig geadministreerd, en ter zake van de leningen kan X de vragen van de inspecteur tijdens een boekenonderzoek niet afdoende beantwoorden. Informatiebeschikkingen worden uitgereikt en niet bestreden. De inspecteur plust het bedrag van de stortingen (exclusief BTW) als winst uit onderneming bij.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de privéstortingen niet kwalificeren als leningen maar als winst uit onderneming. De bezwaarschriften wegens termijnoverschrijding zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeken om ambtshalve vermindering zijn ook terecht afgewezen. De schattingen van de inspecteur zijn redelijk en niet-willekeurig. X doet niet blijken dat de aanslagen te hoog zijn vastgesteld.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8