Belanghebbende (stichting X) is eigenaar van drie percelen weiland. Ter zake van deze percelen legt de inspecteur voor het jaar 2008 een aanslag landinrichtingsrente op. Belanghebbende is het niet eens met deze aanslag, omdat de percelen niet voorkomen op de lijst der geldelijke regelingen (LGR). Rechtbank Haarlem oordeelt dat de LGR als titel geldt voor de vordering van landinrichtingsrente, maar dat deze lijst niet de enige vorm van bewijs is. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur echter niet aan zijn bewijslast voldaan met het overleggen van het R 14 register. Het R 14 register en de daarop gebaseerde kadastrale registratie kunnen volgens de rechtbank niet als grondslag dienen voor het opleggen van de aanslag, omdat deze gegevens onvoldoende betrouwbaar zijn. De rechtbank vernietigt de aanslag.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur ter zake van één perceel de omvang van de schuldplichtigheid – op basis van de LGR – voor de landinrichtingsrente voldoende heeft toegelicht. Aangezien de inspecteur voor de beide andere percelen geen stukken heeft ingebracht waaruit de (oorspronkelijke) omvang van de landinrichtingsrente blijkt, heeft de inspecteur volgens het hof niet aannemelijk gemaakt dat de door belanghebbende verschuldigde landinrichtingsrente is gebaseerd op de LGR, dan wel op een correcte wijze daarvan is afgeleid. Het hoger beroep van de inspecteur is gedeeltelijk gegrond.