Belanghebbende (X) maakte deel uit van de selectie van het Nederlands elftal dat deelnam aan het EK-voetbal 2000. Dit werd gehouden in Nederland en België. De ministers van Financiën van België en Nederland hebben met de UEFA een praktische regeling getroffen ten aanzien van de honoraria van de voetballers die deelnamen aan het EK. De regeling kwam er op neer dat een vast tarief van 18% als bronheffing was verschuldigd over het aan de speler te betalen bedrag. Van deze regeling waren de spelers van de Nederlandse en Belgische selecties echter uitgesloten. A, een collega van belanghebbende, was het hier niet mee eens en hij tekende hier tijdig bezwaar tegen aan. Hof 's-Hertogenbosch oordeelde op 9 november 2006, nr. 06/00131, dat A ook recht had op toepassing van het tarief van 18%. De Hoge Raad heeft dit oordeel op 9 januari 2009, nr. 43758 (V-N 2009/7.5) bevestigd. Na de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch verzocht belanghebbende om ambtshalve vermindering. De inspecteur deelde daarop aan belanghebbende mede dat de afhandeling van zijn verzoek werd aangehouden totdat definitief uitspraak zou zijn gedaan in de lopende procedure van A. De inspecteur verklaart belanhgbebbendes bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur belanghebbendes bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof wijst er daarbij op dat de gedragingen en mededelingen van de inspecteur ten aanzien van belanghebbendes verzoek hadden plaatsgevonden nadat de bezwaartermijn was verstreken. Of belanghebbende aan de gedragingen en mededelingen van de inspecteur dan vertrouwen mocht ontlenen, is volgens het hof dan niet van belang aangezien feiten en omstandigheden die zich na het verstrijken van de bezwaartermijn voordoen niet de vraag raken of belanghebbende ten aanzien van het verstrijken van de termijn in verzuim is geweest. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch