Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. In geschil is de ontvankelijkheid van dit bezwaar. Volgens het hof heeft de gemachtigde van X kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht gemaakt door willens en wetens bij het verkeerde loket bezwaar te maken. Op het duplicaat van de naheffingsaanslag stond duidelijk bij welke instantie bezwaar moest worden gemaakt. Daarna maakt de gemachtigde precies een dag na het verstrijken van de bezwaartermijn opnieuw bezwaar, nu op het juiste adres, zonder te verwijzen naar het eerdere bezwaarschrift. Volgens het hof geldt de doorzendplicht niet voor het eerste bezwaarschrift en dus wordt alleen het tweede bezwaar in aanmerking genomen. Dat is te laat en dus is het bezwaar niet-ontvankelijk. Advocaat-Generaal (A-G) IJzerman heeft conclusie genomen naar aanleiding van het cassatieberoep van X.
De A-G is van mening dat, in tegenstelling tot wat X stelt, op het duplicaat aanslagbiljet een duidelijke rechtsmiddelverwijzing is opgenomen. Deze voldoet, zeker voor een professionele rechtsbijstandsverlener. Verder vindt de A-G dat het hof terecht op basis van de optelsom van handelen van (de gemachtigde van) X kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht heeft aangenomen. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 10 juli