A, de zoon van belanghebbende (X) houdt middellijk de aandelen in Z bv. Belanghebbende is aangesteld als financieel directeur van Z bv. De financiële positie van Z bv verslechtert vanaf 2001. Vanwege de verslechterde financiële positie, komt belanghebbende in toenemende mate haar fiscale verplichtingen niet na. Op 22 december 2005 wordt Z bv failliet verklaard. Belanghebbende verrekent in haar IB-aangifte voor het jaar 2003 € 44.168 aan LB. In 2007 legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag 2003 op, omdat belanghebbende ten onrechte de gehele LB had verrekend.
Hof 's-Hertogenbosch is van mening dat belanghebbende weliswaar niet de wetenschap heeft gehad dat Z bv over 2003 niet geheel aan haar verplichting tot afdracht heeft voldaan, maar vermoedt – mede gezien de familieband met A – wel dat belanghebbende over die wetenschap beschikte. Hierbij acht het hof onder meer van belang dat belanghebbende en A op hetzelfde adres woonden en dat zij beiden in dienstbetrekking werkzaam waren voor Z bv. Volgens het hof is het hoogst onwaarschijnlijk dat belanghebbende en A niet over de verslechterde financiële positie van Z bv en in het bijzonder over de steeds toenemende betalingsachterstand met betrekking tot de btw en LB hebben gesproken. Ook wijst het hof er op dat belanghebbende nog een forse lening aan haar zoon heeft verstrekt. Het hof laat de naheffingsaanslag in stand.