Belanghebbende, X, is het niet eens met een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Den Haag. In geschil is of in de bezwaarfase de hoorplicht is geschonden.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de hoorplicht komt te vervallen indien een belanghebbende met een ingebrekestelling aandringt op het doen van uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft X eerst uitgenodigd voor een fysieke hoorzitting. Nadat X heeft verzocht om een telefonische hoorzitting heeft de heffingsambtenaar tweemaal zonder succes telefonisch contact met X gezocht. Vervolgens heeft X de heffingsambtenaar in gebreke gesteld. De heffingsambtenaar mocht er toen vanuit gaan dat X geen behoefte meer had aan een hoorzitting (zie Hof Den Haag 25 april 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1186, V-N Vandaag 2017/1043). De hoorplicht is dus niet geschonden. De rechtbank oordeelt verder dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Den Haag