Belanghebbende, X, is in dienstbetrekking bij C bv. Bij beschikking van 18 februari 1999 is de 35%-regeling van 1 januari 1999 tot en met 31 juli 2008 op hem van toepassing verklaard (hierna, in verband met wetswijziging per 1 januari 2001: de 30%-regeling). In april 2009 betaalt C bv een bedrag van € 169 182 aan tantième aan X uit. Het tantième heeft betrekking op het jaar 2008. De loonbelastinginspecteur wijst het verzoek van C bv af om alsnog rekening te mogen houden met de 30%-regeling op het tantièmebedrag. Het beroep van X tegen de aanslag ib/pvv voor het jaar 2009 wordt gegrond verklaard. Volgens de rechtbank valt 7/12e deel van het tantième onder de 30%-regeling. De inspecteur komt in hoger beroep. Hof Den Haag overweegt dat het recht op tantième over het jaar 2008, waarvan het bedrag in het jaar 2009 is vastgesteld verband houdt met de arbeid die X in 2008 heeft verricht. Deze arbeid heeft immers bijgedragen aan de winst van dat jaar. Het is dat jaar waarvoor het recht op tantième bestaat en het is daarover dat het bedrag wordt uitgekeerd. Het bedrag ziet dus, naar tijdsgelang, op arbeid die gedurende de looptijd van de 30%-regeling is verricht. Daarmee behoort het tantième naar tijdsgelang tot de grondslag voor de 30%-regeling. Of sprake is van een voorwaardelijk dan wel onvoorwaardelijk recht is niet van invloed. Het hof verklaart het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 9