Na verwijzing door de Hoge Raad bereiken partijen een compromis dat twee aanslagen precariobelasting verminderd moeten worden van € 82.615 naar € 55.000.

Belanghebbende, X bv, heeft toestemming van de gemeente Rotterdam om in de periode van 1 november 2004 tot en met 31 mei 2006 een deel van de openbare ruimte, gelegen in een park, in gebruik te nemen voor de inrichting van een bouwplaats. In april 2005 start X bv met de bouw van een flatwoning op de grond. Tijdens de bouw staan op het terrein bouwketen, toiletunits en rijplaten. In geschil is of de heffingsambtenaar X bv voor de periode waarin het terrein dienst deed als bouwplaats terecht in de heffing van precariobelasting heeft betrokken. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de bouwplaats niet voor de openbare dienst bestemd was en dat dus het belastbare feit voor de precariobelasting zich niet heeft voorgedaan. De Hoge Raad oordeelt dat door de wijziging van het gebruik en het tijdelijke gebruik als bouwplaats, de gemeentegrond niet de bestemming voor openbare dienst verliest (HR 12 augustus 2011, nr. 10/01247, V-N 2011/39.24). De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van het College van B&W gegrond en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam voor de beoordeling van twee door het hof niet behandelde geschilpunten.

Na verwijzing door de Hoge Raad bereiken partijen een compromis dat twee aanslagen precariobelasting verminderd moeten worden van € 82.615 naar € 55.000. De derde aanslag van € 10.421 blijft in stand. Het hof verklaart het hoger beroep van X bv gegrond en veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam in de proceskosten voor een bedrag van € 3070,50.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Amsterdam

4

Gerelateerde artikelen