Hof Amsterdam oordeelt dat de lasten voor het zachtpensioen niet volledig in 2005 aftrekbaar zijn. Het hof accepteert vervolgens een variant die in overeenstemming is met goed koopmansgebruik en waarmee zowel X nv als de inspecteur kunnen instemmen.

Belanghebbende, X nv, kent aan een bepaalde groep werknemers – in verband met de inwerkingtreding van de Wet VPL per 1 januari 2006 – voorwaardelijke aanvullende pensioenaanspraken toe (een "zachtpensioen"), ter vervanging van de oude regelingen. Door de Wet VPL zijn de pensioenen van de werknemers namelijk versoberd. De aanvullende aanspraak houdt in dat de werknemers die een tekort hadden in hun pensioenopbouw hun fiscale ruimte kunnen benutten zodat ze toch op 65-jarige leeftijd met pensioen kunnen. Hierbij werd wel de voorwaarde gesteld dat de werknemer op 31 december 2020 – of bij het bereiken van de 62-jarige leeftijd – nog in dienst is van X nv. X nv vormt een voorziening voor de verleende aanspraken en brengt deze in 2005 volledig in aftrek. De inspecteur is echter van mening dat de kosten aan de periode 2006 – 2020 moeten worden toegerekend. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X nv de kosten in 2005 volledig in aftrek kan brengen. Volgens de rechtbank kunnen de kosten namelijk geheel worden toegerekend aan het jaar 2005.

Hof Amsterdam oordeelt dat goed koopmansgebruik vorming van een voorziening voor een voorwaardelijk toegekend pensioen toestaat vanaf het moment waarop een redelijke verwachting bestaat dat sprake zal zijn van lasten uit hoofde van dat voorwaardelijk toegekende pensioen. Vervolgens overweegt het hof dat pas op de pensioeningangsdatum (dan wel, indien dat eerder is, op 31 december 2020) een onvoorwaardelijk recht op aanvullend pensioen ontstaat en dat er een verband bestaat tussen dat beloningselement en de tot die pensioeningangsdatum te verrichten arbeidsprestaties. Volgens het hof kunnen de lasten van het pensioen dan ook niet geheel aan de periode tot 31 december 2005 worden toegerekend. Het hof verwerpt derhalve het primaire standpunt van X nv. Dit geldt tevens voor het primaire standpunt van de inspecteur. Het hof accepteert vervolgens een variant waarbij in een toerekening van de uit de zachtpensioenregeling voortvloeiende lasten aan per ultimo 2005 verstreken jaren waarin de werknemers die voor zacht pensioen in aanmerking komen bij X nv in dienst moeten zijn geweest, ook voor die jaren een voldoende nauwe band tussen het recht op zacht pensioen en de uitoefening van de dienstbetrekking tot uiting komt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

4

Gerelateerde artikelen