A is dga van belanghebbende, X bv. X bv handelt in auto's. In haar btw-aangiften brengt X bv btw in aftrek ter zake van leveringen van auto's door J en K bv. De auto's die door J worden geleverd, zijn afkomstig van het Duitse O. Ter zake van de auto's van K bv stelt X bv dat zij met V handelde en dat V deze auto's hield voor K bv. De inspecteur legt btw-naheffingsaanslagen op in verband met de in aftrek gebrachte btw. Volgens de inspecteur is bij de transacties met J namelijk sprake van een omvangrijke fraude die heeft geleid tot een strafrechtelijk onderzoek en blijkt uit dat onderzoek dat X bv vermoedelijk wist dat de auto's afkomstig waren uit een fraudeketen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting ter zake van de aankoop van de auto's van J en K bv. De rechtbank overweegt daarbij dat A de auto's in Duitsland bij O bezichtigde en, na aankoop, meenam naar Nederland. Volgens de rechtbank hebben de leveringen daarom in Duitsland plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt daarbij de stelling van X bv dat de koopovereenkomsten tussen haar en J in Nederland tot stand kwamen en dat het transport aan de transacties tussen O en J moet worden toegerekend. Ten aanzien van de auto's van K bv overweegt de rechtbank dat ernstig moet worden getwijfeld aam de juistheid van de verklaring van X bv dat zij de auto's van K bv heeft gekocht. Vervolgens acht de rechtbank de stelling van X bv, dat V de auto's als tussenpersoon hield voor K bv, onvoldoende om aan te tonen dat er toch sprake was van leveringen door K bv. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 5
Wet op de omzetbelasting 1968 35
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 22 augustus