Aan belanghebbende, X, is in het jaar 2013 achtereenvolgens een auto met een 25%-bijtelling en een auto met een 0%-bijtelling door zijn werkgever ter beschikking gesteld. Voor de eerste auto heeft X een rittenregistratie bijgehouden waaruit bleek dat hij de auto niet privé gebruikte. De werkgever heeft in deze periode de bijtelling privégebruik auto op het loon achterwege gelaten. X heeft gedurende de periode dat hem de auto met de 0% bijtelling ter beschikking was gesteld, geen rittenadministratie bijgehouden. De inspecteur heeft X een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd voor de periode dat hem de auto met de 25% bijtelling ter beschikking was gesteld. X gaat in beroep.
Volgens Rechtbank Noord-Holland heeft X niet overtuigend aangetoond dat hij met de hem ter beschikking gestelde auto's op kalenderjaarbasis minder dan 500 kilometer privé heeft gereden. Dat X, voor het tijdvak waarin hij de eerste hem ter beschikking gestelde auto een sluitende kilometeradministratie heeft, is daartoe onvoldoende. Het rijden van een auto met een 0%-bijtelling ontslaat X niet van de verplichting om aan te tonen dat hij op kalenderjaarbasis minder dan 500 km privé met de hem ter beschikking gestelde auto's heeft gereden. De bijtelling vindt plaats over het gehele kalenderjaar naar het geldende bijtellingspercentage over de periode waarin de desbetreffende auto's ter beschikking zijn gesteld. De inspecteur heeft X daarom terecht voor de eerste periode in 2013 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd op basis van de cataloguswaarde van de in die periode aan X ter beschikking gestelde auto. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 13bis