Belanghebbende, X, ontvangt in 2004 salaris dat is vrijgesteld op basis van art. 19 van het Verdrag Ottawa van 20/9/51, Trb. 1953,9 (NAVO-verdrag). X is in dienst van het Ministerie van Defensie, maar geniet buitengewoon verlof zonder bezoldiging. X beschikt over een diplomatiek paspoort. In geschil is of X op grond van genoemd art. 19 ook vrijgesteld is van belastingheffing in box 3 en of hij recht heeft op aftrek van pensioenpremies, in de vorm van negatief loon, van NATO en ABP.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 5 september 2014, 12/00815, V-N 2014/61.2.2) verwerpt de stelling van X dat tot de diplomatieke privileges en immuniteiten vrijstelling in box 1 én box 3 behoort. De vrijstelling van het salaris werkt niet direct of indirect door naar de belastingheffing over overig inkomen. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat tussen Nederland en de NAVO afspraken zijn gemaakt ten aanzien van de belastingheffing in box 3. Verder oordeelt het hof dat X in 2004 niet een bedrag als negatief loon in aanmerking kan nemen omdat niet aannemelijk is dat in 2004 reeds een terugbetalingsverplichting is ontstaan. De inspecteur mocht volgens het hof terugkomen op zijn op de eerste zitting gedane toezegging dat aftrek wel mogelijk is. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Lees ook het thema Box 3.