Rechtbank Arnhem handhaaft de navorderingsaanslagen opgelegd vanwege een verzwegen KB-Lux bankrekening. De verlengde navorderingstermijn is niet geschonden doordat de inspecteur eerst, ten onrechte, één van de erfgenamen als rechthebbende op de rekening had aangemerkt, om vervolgens erflaatster als rechthebbende te identificeren en haar erfgenamen aan te schrijven.

Eisers (B, D en E) zijn de kinderen/erfgenamen van erflaatster A die in het jaar 2002 is overleden. A was gehuwd met Y die in 1965 is overleden. Naar aanleiding van het zogenoemde Rekeningenproject is B geïdentificeerd als rechthebbende op een verzwegen bankrekening bij de KB-Lux die hij samen met zijn moeder zou hebben aangehouden. Gevolg zijn de aan B opgelegde navorderingsaanslagen ib/pvv en vb over een aantal jaren. Na bezwaar van B tegen deze navorderingsaanslagen worden deze in januari 2005 vernietigd omdat wordt betwijfeld dat de identificatie juist was. De mogelijkheid bestond dat naast A haar al eerder overleden echtgenoot mede-rekeninghouder was geweest. In juli 2006 legt de inspecteur vervolgens de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv en vb op aan de erven/eisers die in beroep komen. Rechtbank Arnhem overweegt dat de inspecteur de navorderingsaanslagen voldoende voortvarend heeft opgelegd. De inspecteur verkeerde daarbij in de veronderstelling dat B, naast de op dat moment reeds overleden A, rechthebbende was op de rekening. Deze keuze is onder de gegeven omstandigheden redelijk geweest omdat B een andere verzwegen KB-Lux bankrekening al erkend had. Daarnaast was de echtgenoot van A reeds overleden voordat KB-Lux diensten ging verstrekken aan vermogende buitenlandse particulieren. In maart 2005 heeft de inspecteur eisers vervolgens gevraagd om openheid van zaken te geven over de rekening. De inspecteur heeft sindsdien en tot het opleggen van de navorderingsaanslagen in juli 2006 niet stilgezeten, omdat gedurende die periode steeds sprake was van onderzoekshandelingen door eisers naar de gegevens van de bankrekening. De beroepen zijn in zoverre ongegrond. De rechtbank ziet vervolgens geen aanleiding om te twijfelen aan de identificatie van A als rekeninghoudster. De navorderingsaanslagen worden gehandhaafd. De rechtbank veroordeelt de inspecteur wegens overschrijding van de redelijke termijn tot vergoeding van immateriële schade van € 2.500. In zoverre worden de beroepen gegrond verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Oost-Nederland

Editie: 25 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen