Aan belanghebbende, X, is een groot aantal navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd. Dit nadat de inspecteur X heeft geïdentificeerd als rekeninghouder van rekeningen bij Van Lanschot bank in Luxemburg.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 6 april 2017, 16/00121 t/m 16/00128, V-N Vandaag 2017/1261) acht aannemelijk dat X (mede)rekeninghouder was van de rekening bij Van Lanschot. Het hof heeft geen twijfel over de wijze waarop is geïdentificeerd en er is geen reden om aan te nemen dat de vermelding in het renseignement op een andere persoon dan X kan slaan. Naar het oordeel van het hof berusten de in geschil zijnde aanslagen op een redelijke schatting. Het hof ziet aanleiding de boete bij de aanslag IB/PVV 2009 te matigen met 20% nu deze aanslag is komen vast te staan met omkering van de bewijslast, en daarmee ook de grondslag van de boete is vastgesteld met omkering van de bewijslast, en met 15% wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het hof acht geen termen aanwezig voor vergoeding van immateriële schade.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet bestuursrecht 8:73