X is eigenaar en gebruiker van een woonboot gelegen boven de gemeentegrond van Leeuwarden. In geschil is of de heffingsambtenaar terecht een aanslag precariobelasting aan X heeft opgelegd.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 28 februari 2017, 16/00469, V-N Vandaag 2017/502) oordeelt dat de heffingsambtenaar niet bevoegd was om voor de tweede keer uitspraak te doen op het bezwaar van X. Met deze nadere uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar niet (impliciet) het bezwaar van X gehonoreerd. Het feit dat het aanslagbiljet niet het woord ‘precariobelasting' bevat, betekent niet dat de aanslag nietig of vernietigbaar is. Verder oordeelt het hof dat de heffingsambtenaar heeft mogen weigeren bepaalde stukken te overleggen. Dit omdat X op geen enkele manier aannemelijk heeft gemaakt dat deze stukken enige rol hebben gespeeld bij de besluitvorming. Het hof verwerpt ook het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel. Daarbij merkt het hof nog wel op dat de stelling van de heffingsambtenaar dat hij geen precariobelasting kan heffen ter zake van grond waarvan de gemeente slechts een recht van opstal heeft, berust op een onjuiste rechtsopvatting. Voor de onderhavige procedure heeft dit echter geen gevolgen. Het hof vermindert de aanslag wel met 4/12e deel in verband met de verandering van ligplaats per augustus 2015.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 14 december