Hof ’s-Hertogenbosch handhaaft de nog in geschil zijnde navorderingsaanslagen die aan erflater X, vanwege zwartsparen, zijn opgelegd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

In het kader van het Rekeningenproject worden erflater en zijn echtgenote geïdentificeerd als rekeninghouders van een bankrekening bij KBL. Erflater en zijn echtgenote hebben altijd ontkend deze bankrekening te hebben gehad. X heeft ook niets omtrent deze bankrekening in zijn aangiften ib/pvv en vb verantwoord. De inspecteur legt de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv en vb over de jaren 1990 tot en met 2007 op met vergrijpboeten. Deze boeten vervallen vanwege het overlijden van erflater op 10 februari 2013. Vanwege onvoldoende voortvarend handelen van de inspecteur wordt een deel van de navorderingsaanslagen door de rechtbank vernietigd. Voor het overige wordt het beroep ongegrond verklaard. Belanghebbenden, de erven X, komen in hoger beroep.

Volgens Hof ’s-Hertogenbosch (MK I, 11 januari 2018, 16/00404 en 16/00405 en 16/00411 t/m 16/00419, V-N 2018/16.1.1) is het aannemelijk dat erflater in ieder geval vanaf 1990 tot 18 maart 2002 (sluitingsbericht KBL) beschikte over de KBL-rekening en gerechtigd was tot de op de microfiches vermelde bedragen. Gezien de grootte van het op 31 januari 1994 aanwezige saldo, en in aanmerking genomen dat een aanzienlijk banktegoed niet ineens uit het vermogen van een belastingplichtige verdwijnt, is het aannemelijk dat erflater ook na opheffing van de KBL-rekening over dit saldo beschikte. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat over de jaren 1990 tot en met 2006 de vereiste aangifte niet is gedaan en dat erflater zich daarvan bewust is geweest. Dit leidt tot omkering van de bewijslast. Volgens het hof berusten de nog in geschil zijnde belastingaanslagen op een redelijke schatting. Over 2007 kan de bewijslast niet worden omgekeerd omdat niet sprake is van een relatief aanzienlijk bedrag aan te weinig geheven belasting. Het hoger beroep is echter ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook de thema's Informatiebeschikking: stand van zaken en Navordering

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen