Rechtbank Den Haag volgt de door de SVB afgegeven A1-verklaring ten name van Rijnvarende, X. Gevolg is dat X in Nederland premieplichtig is voor de periode dat hij in loondienst was bij een Cypriotische vennootschap.

Belanghebbende, X, woont in het jaar 2013 in Nederland en werkt op een tot de Rijnvaart behorend binnenvaartschip. Van1 januari tot en met 31 juli is X in loondienst bij een op Cyprus gevestigde vennootschap en van 1 augustus tot en met 31 december bij een in Liechtenstein gevestigde vennootschap. Door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) is aan X een A1-verklaring afgegeven waarin is opgenomen dat op X van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 het Nederlandse sociale zekerheidsrecht van toepassing is. Hiertegen loopt een procedure. Door Liechtenstein is eveneens een A1-verklaring afgegeven. In zijn aangifte ib/pvv 2013 verzoekt X voor het gehele jaar om vrijstelling van premie volksverzekeringen. Naar aanleiding van het bezwaar van X verleent de inspecteur de vrijstelling alleen voor de periode dat X in loondienst was bij de Liechtensteinse vennootschap. X komt in beroep.

Rechtbank Den Haag ziet geen aanleiding om voor de periode van 1 januari tot en met 31 juli aan de door de SVB afgegeven A1-verklaring voorbij te gaan. Volgens de rechtbank is X voor deze periode terecht als premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen aangemerkt. Dit temeer nu de inspecteur onweersproken heeft gesteld dat het binnenvaartschip meer dan 40% van de tijd is ingezet op Nederlands grondgebied. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Rechtbank Den Haag

1

Gerelateerde artikelen