Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt anders dan Rechtbank Breda dat X in het laatste kwartaal van 2006 niet valt onder de Nederlandse sociale wetgeving.

Belanghebbende, heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Nederland. Van 1 oktober tot en met 31 december 2006 werkt X als stuurman op een schip dat vaart op de West-Europese binnenwateren, waaronder de Rijn. X heeft in Luxemburg een E-106 verklaring gekregen en van 1 oktober tot en met 31 december 2006 in Luxemburg sociale premies afgedragen. In geschil is of X voor dit laatste kwartaal van 2006 premieplichtig in Nederland is. Rechtbank Breda beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt daarmee de inspecteur in het gelijk.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt anders dan Rechtbank Breda dat X in het laatste kwartaal van 2006 niet valt onder de Nederlandse sociale wetgeving. Bij de beantwoording van het geschil sluit het hof via de verordening 1408/71 (EEG) aan bij het Rijnvarendenverdrag. Hier is cruciaal het antwoord op de vraag waar de onderneming haar zetel heeft. De inspecteur – op wie hier de bewijslast rust – maakt niet aannemelijk dat de zetel van de onderneming in de periode waarin X werkte voor een in Luxemburg gevestigde vennootschap zich in Nederland bevond. Voor die periode valt X dus niet onder de Nederlandse sociale wetgeving. Het hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetingang:

Wet financiering sociale verzekeringen artikel 6

Algemene Ouderdomswet artikel 6

Algemene nabestaandenwet artikel 13

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten artikel 5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 7 juli

0

Gerelateerde artikelen