Hof Amsterdam oordeelt dat de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving in 2011 van toepassing is op X. X moet worden aangemerkt als Rijnvarende en valt onder de personele en de materiële werkingssfeer van de Rijnvarendenovereenkomst.

Belanghebbende, X, is als Rijnvarende werkzaam op motortankschip A. Het schip is eigendom van C. Voor het schip is door de bevoegde Nederlandse autoriteiten een Rijnvaartverklaring en certificaat afgegeven. B vof is daarbij als exploitant vermeld. In 2011 staat X op de loonlijst van het Luxemburgse A S.A. In geschil is of X in 2011 in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen en of hij recht heeft op voorkoming van dubbele premieheffing. X stelt onder andere dat de afgegeven Rijnvaartverklaring ongeldig is en dat het schip niet mede is gebruikt voor de Rijnvaart.

Hof Amsterdam oordeelt dat de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving in 2011 van toepassing is op X. X moet worden aangemerkt als Rijnvarende en valt onder de personele en de materiële werkingssfeer van de Rijnvarendenovereenkomst. Op grond van de Rijnvarendenovereenkomst is de Nederlandse wetgeving van toepassing, omdat X zijn werkzaamheden uitoefent aan boord van een schip met de zetel van de onderneming in Nederland. Verder is het hof van mening dat X zijn stelling, dat het schip in België en niet op de Rijn, Waal of Lek heeft gevaren, onvoldoende heeft onderbouwd met objectief verifieerbare gegevens. Voor verrekening van in een andere lidstaat betaalde sociale zekerheidspremies is, gezien het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2020 (nr. 19/04564, V-N 2020/34.7), geen plaats.

Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene Ouderdomswet 6

Algemene Ouderdomswet 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 25 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen