X voert in zijn aangifte IB 2015 aftrekposten op, die de inspecteur weigert in aftrek toe te laten. Het gaat om zorgkosten in verband met uitgaven voor extra gezinshulp, scholingsuitgaven en een post restant persoonsgebonden aftrek. De inspecteur weigert de aftrek van in totaal € 9.096. X gaat in beroep.
Hof Den Haag oordeelt net als Rechtbank Den Haag dat de inspecteur terecht de aftrek heeft geweigerd, omdat X geen facturen verstrekt ter onderbouwing van de aftrekposten en de kosten ook niet op een andere manier aannemelijk heeft gemaakt. Het hof verwerpt de stelling van X dat hij recht heeft op aftrek voor uitgaven voor levensonderhoud van kinderen, omdat dergelijke kosten vanaf 2015 niet meer aftrekbaar zijn. Het hof oordeelt verder dat de rechtbank in hetgeen X kort voor aanvang van de zitting heeft medegedeeld, geen beletsel te zien om de zitting doorgang te laten gaan. Tot slot oordeelt het hof dat X voldoende in de gelegenheid is gesteld om informatie te verstrekken of bewijsstukken toe te sturen, en dat geen sprake is van schending van de hoorplicht in de bezwaarfase. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt het hoger beroep ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17