Aan X (belanghebbende) is een bouwvergunning verleend voor het vergroten van een bedrijfshal in de gemeente Apeldoorn. De verschuldigde leges bedragen € 99.007. De aanvraag voor de vergunning is verzorgd door de gemachtigde van X en de vergunning is ook naar deze gemachtigde gestuurd. De nota van de bouwleges is op 17 november 2010 echter aan X verzonden. X gaat niet binnen zes weken schriftelijk in bezwaar. De gemachtigde maakt kennelijk wel kenbaar dat de leges te hoog zijn. De gemeente stuurt de gemachtigde namelijk op 8 december 2010 een e-mail waarin staat dat de bouwsom zoals is vermeld op de bouwvergunning wordt gehandhaafd. Op 21 februari 2011 tekent de gemachtigde namens X bezwaar aan tegen de leges. In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Rechtbank Zutphen stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem oordeelt dat er alleen in de bezwaar- en beroepsfase de verplichting bestaat om de correspondentie inzake de processtukken aan de gemachtigde te zenden. De nota bouwleges valt hier dus niet onder. Het maakt niet uit dat er binnen de gemeente mogelijk niet goed is gecommuniceerd dat er een gemachtigde in het spel was en dat er met deze een discussie liep over de hoogte van de bouwsom. De termijnoverschrijding is desondanks niet verschoonbaar. X was wel in staat om binnen de wettelijke termijn bezwaar te maken. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:17
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem
Editie: 25 oktober